Na de Covid19 crisis: opmars van het rechtse populisme?

Volgens sommige politicologen zal als gevolg van de Covid19 crisis het rechtse populisme opmarcheren. Dat zou de geschiedenis van grote economische crises als die van 1929 en 2008 ons leren.  Als we de Grote Recessie van 2008 als voorbeeld nemen is in West-Europa inderdaad na die crisis het rechtse populisme electoraal gegroeid. Maar dat is het halve verhaal.

De economische en politieke crisis creëerde in Zuid-Europa een gunstige voedingsbodem voor populistische partijen, maar dat waren niet alleen rechtse populistische partijen. In Zuid-Europa, waar de crisis van 2008 hard toesloeg en gepaard ging met een politieke crisis wat betreft het vertrouwen in de gevestigde politiek, was de groei van links populisme over het geheel genomen sterker dan die van rechts populisme en rechts-extremisme. In West- en Noord- Europa, waar de economische crisis gematigd was en het politieke vertrouwen groot bleef, was er een steviger groei van rechts populisme. Die werd echter veroorzaakt door een paar uitschieters.

Zuid-Europa laat zien dat een harde economische crisis, die gepaard ging met een sterke daling van politiek vertrouwen, een gunstige voedingsbodem voor populisme met zich meebracht, maar dat dit populisme niet zonder meer van rechtse snit was. In Griekenland, het zwaarst getroffen land, was er weliswaar sprake van electorale winst van de rechtse populistische partij Anel en de rechts-extremistische partij Gouden Dageraad (LS-CA), maar daartegenover stond een bijna gelijke groei van de links-populistische partij Syriza. In Spanje dat ook relatief hard getroffen werd en waar het vertrouwen in de gevestigde politieke partijen sterk daalde, ontstonden sociale bewegingen waarop de links populistische partij Podemos kon voortbouwen in 2015. Ook de nieuwe gematigde partij Ciudadanos wist in 2015 succes te boeken. Van een rechts-populistische partij was nog geen sprake. De rechts populistische partij Vox brak pas door in 2019 en kan daarom beter als een reactie op de vluchtelingencrisis van 2015/16 beschouwd worden. In Spanje was dus vooral sprake van een doorbraak van populistisch links. In Italië, ook een land dat economisch hard getroffen werd en waar het politiek vertrouwen relatief laag was, volgde geen opleving van rechts populisme. Integendeel, er was zelfs sprake van electoraal verlies. Dat kwam omdat Lega Nord als regeringspartij medeverantwoordelijk gehouden werd voor de crisis. Lega wist wel in 2018 flinke winst te boeken, maar die winst volgde op de vluchtelingencrisis.

Kortom, de landen die het hardst getroffen werden door zowel een economische als politieke crisis zagen een opmars van rechts en links populistische partijen of andere nieuwe partijen.

In noord en west Europa waren de economische en de politieke crises van beperkte aard. In de westelijke regio was er over het geheel genomen geen sprake van groei van rechts populisme. Tegenover winnaars als het Front National, de PVV en de FPÖ stonden verliezers als het Vlaams Belang, de BZÖ en de SVP. In Scandinavië verloren rechts populistische regeringspartijen aan steun in Denemarken en Noorwegen, maar haalden in Zweden en Finland rechts populistische partijen die relatief nieuw waren flinke winst. Dankzij deze opvallende winnaars in Zweden en Finland was er toch sprake van een flinke groei van rechts populisme in Noord- en West-Europa.

Over het geheel genomen leert de Grote Recessie van 2008 ons dat bij een crisis van het politieke vertrouwen verschillende soorten uitdagers van gevestigde partijen kans maken op electorale groei. Dat kunnen zowel linkse als rechtse populistische partijen zijn, mits ze geen regeringsverantwoordelijkheid hebben ten tijde van de crisis.