Categorie archief: categorie populisme

Covid19  en de neergang van het populisme

Populistische partijen lijden electoraal onder de pandemie. Voor een belangrijk deel is dat omdat populistische partijen vooral oppositiepartijen zijn. Ze hebben last van een ‘rally around the flag’ effect, waarvan regeringsleiders en hun partijen geprofiteerd hebben.  Dat effect was vrijwel algemeen. Er waren maar een paar uitzonderingen.  Zo profiteerde president Bolsonaro van Brazilië niet van het ‘rally around the flag’ effect en had oppositiepartij Vlaams Belang in België geen last van dit effect. Populistische leiders genoten doorgaans van een stijging in de peilingen in het begin van de crisis. De steun voor president Trump bijvoorbeeld nam toe in maart en april van dit jaar. De meeste populistische partijen in de oppositie daarentegen zagen hun electorale steun afnemen. Dat lot trof ook de Partij voor de Vrijheid en Forum voor Democratie.  Terwijl de VVD steeg in de peilingen in maart en april, daalde de steun voor de meeste andere partijen. Zo’n ‘rally around the flag’ effect is doorgaans echter van korte duur. Tom van der Meer et al laten zien in een recent onderzoek dat de duur van het effect  voor een belangrijk deel afhangt van de mate waarin de regeringsleiders het vertrouwen in hun beleid weten te behouden. Wanneer de overheid medeverantwoordelijk wordt gehouden voor de crisis, bijvoorbeeld omdat deze weinig daadkracht toont of weinig effectief weet te opereren, zal het effect snel weer wegebben. Vergelijkend onderzoek wijst er op  dat populistische partijen/leiders minder goed presteerden ten tijde van de eerste golf wat betreft volksgezondheid dan niet-populistische leiders.  Dat verklaart ook voor een belangrijk deel waarom Donald Trump en ook Boris Johnson hun electorale steun zagen teruglopen. Voor populistische regeringsleiders/partijen zal het vertrouwen in het algemeen sneller slinken, maar ook mainstream regeringspartijen zullen moeite hebben het vast te houden op de langere termijn. Dat geeft nieuwe kansen voor populistische oppositiepartijen. Het is dan ook goed mogelijk dat het ‘rally around the flag’ effect gaat slinken nu de tweede golf zich in Nederland aandient en premier Rutte zichtbaar moeite heeft om zijn rol als onomstreden crisismanager weer opnieuw te vervullen.

 

Geplaatst 27 juli 2020

Populisme en de pandemie in Nederland

(Zie voor een internationaal vergelijkend rapport  en mijn bijdrage daarin :  POPULISMUS: Populism and the pandemic )                   

De reacties van populistische leiders als Trump en Bolsonaro op de Covid-19 crisis hebben  wijdverbreide stereotypen bevestigd over populisten. Deze zouden volkswijsheid prefereren boven deskundigheid, zondebokken zoeken en de crisis uitbuiten om autoritaire maatregelen door te voeren. De reacties van deze leiders zijn echter niet representatief voor de uiteenlopende reacties van populistische leiders in West-Europa. Nederlandse populistische partijen weken (in eerste instantie) af van dit stereotype patroon.

De uitbraak van de Covid-19 crisis in Nederland begin maart leidde tot vergaande eensgezindheid van de partijen in het parlement met uitzondering van de radicaal rechtse populistische partijen Forum voor Democratie en Partij voor de Vrijheid. Deze twee partijen hielden vast aan een geprononceerde oppositierol, terwijl de rest van de partijen, inclusief de links populistische Socialistische Partij, een wapenstilstand met de regering sloten. PVV en FvD weigerden steun aan de maatregelen die het kabinet op 12 maart afkondigde.  Wilders en Baudet vonden dat de maatregelen niet ver genoeg gingen en dienden een motie in op 18 maart waarin een harde lockdown bepleit werd. Zij stonden alleen; de overige oppositiepartijen steunden het kabinetsbeleid.

Populistische partijen profileren zich bij uitstek als oppositie tegen ‘elitaire’  politieke machtscentra, media en kennisinstituten. PVV en FvD realiseerden zich echter ook dat de regering brede steun kreeg van de bevolking om de Covid-19 crisis aan te pakken. Electoraal gezien was het daarom moeizaam laveren tussen steun en oppositie. Toen de zogenaamde ‘intelligente lockdown’ afgekondigd werd op 23 maart, hield Wilders vast aan zijn kritische positie, maar Baudet steunde nu het kabinetsbeleid. Wilders zocht consistent een harde confrontatie die vaak direct gericht was tegen premier Rutte. Hij twitterde bijvoorbeeld op 17 maart: ‘ Heel Europa in lockdown behalve het Nederland van #Rutte want die speelt graag met mensenlevens in plaats van ze te redden. Gevaarlijke man.’  De verschillende reacties van FvD en PVV ten aanzien van het kabinetsbeleid waren mogelijk ingegeven door electorale overwegingen, maar minstens zo sterk speelde dat Fvd en PVV verschillende perspectieven op regeringsdeelname hebben.  Terwijl Wilders weinig te verliezen heeft wat dat betreft omdat de partij  als mogelijke coalitiepartner uitgesloten is door de mainstream partijen, staat voor Baudet de deur naar een toekomstige coalitie nog open. Dan is het riskanter om kabinet en de premier hard aan te vallen in crisistijd.

Populistische partijen hadden weinig ideologisch houvast toen ze moesten reageren op de uitbraak van de Covid-19 crisis. PVV en Fvd hadden net als andere populistische radicaal rechtse partijen in Europa moeite om de crisis in te passen in hun nationalistische agenda. Hoewel al die partijen de noodzaak van grensbewaking benadrukten, waren de reacties voor het overige uiteenlopend. Terwijl de PVV en FvD een striktere aanpak eisten vond bijvoorbeeld de Alternative für Deutschland (AfD) het regime dat de Duitse regering had afgekondigd te autoritair. Terwijl Salvini, de leider van Lega Nord, verkondigde dat Afrikaanse immigranten  het virus ‘importeerden’ in Italië, onthielden Wilders en Baudet zich van dergelijke aanvallen op immigranten. Alleen de plannen van de Europese Unie voor een reddingsfonds brachten de twee partijen weer op vertrouwd ideologisch terrein; het bewees voor hen weer eens temeer de noodzaak van een Nexit. Hoewel ook de SP eurosceptisch is, had deze linkse populistische partij toch meer moeite met een eenduidige negatieve reactie;  ook ‘internationale solidariteit’ was volgens deze partij geboden in deze crisistijd.  Lilian Marijnissen vermeed het onderwerp op sociale media.

In de eerste fase van de pandemie, van midden maart tot midden april, toen de gezondheidszorg overbelast dreigde te raken, leunde de regering zwaar op de adviezen van experts. Hoewel populisten doorgaans beschouwd worden als aanhangers van volkswijsheid  getuigen de berichten van Baudet, Wilders en Marijnissen op sociale media in deze periode van respect voor de gevestigde wetenschap. Wilders verwees bijvoorbeeld naar Italiaanse experts en naar de WHO om de motie voor een strengere lockdown, die hij samen met Baudet op 18 maart indiende, te onderbouwen. Hoewel Wilders en Baudet de rol van experts als zodanig niet ter discussie stelden waren ze zonder meer  kritisch ten aanzien van de richtlijnen van het RIVM. De boodschap van Wilders en Baudet veranderde echter in de loop van april. Ze gingen ijveren voor meer vrijheden om economische sectoren zoals de horeca te steunen. Baudet twitterde op 14 mei: ‘ 1 miljoen mensen in en rondom de horeca dreigen hun baan te verliezen. Want Nederland is 30% strenger dan de landen om ons heen.’  “Weg met de 1,5 meter’ luidde de boodschap van FvD. Deze regel, bepleit door de WHO, zou afgeschaft moeten worden. Baudet nodigde een dag later opiniepeiler en ondernemer Maurice de Hond uit voor een gesprek op het eigen YouTube-kanaal om diens theorie dat Covid-19 niet besmettelijk is in de open lucht  te komen toelichten. Wilders sloot zich aan bij de boodschap van FvD dat de 1,5 meter afstand overbodig was in de buitenlucht. De beide leiders lieten zo hun aanvankelijke koers gebaseerd op de adviezen van gevestigde experts varen en gaven nu de ruimte aan tegendraadse amateuristische ideeën. 

De reacties van de Nederlandse populistische partijen maken duidelijk dat er zelfs binnen één land geen sprake is van een eenduidig populistisch patroon.  Ten eerste was er een duidelijk onderscheid tussen de linkse en de rechtse populistische partijen. Terwijl de SP een wapenstilstand sloot met de regering, zocht de PVV consistent en FvD incidenteel de confrontatie. Dit laat zien dat populisme een kwestie van gradaties is. Terwijl populisme voor de SP meer een retorisch devies is, staan PVV en FvD fundamenteler wantrouwend tegenover de gevestigde politiek, media en kennisinstituten.  Ten tweede moet bedacht worden dat PVV en FvD oppositiepartijen zijn en dat hun leiders moeilijk op één lijn geplaatst kunnen worden met regeringsleiders als Trump, Bolsonaro of Orban. Maar ook al zijn beide oppositiepartijen, ze vatten hun oppositierol soms verschillend op. De PVV was harder en consistenter in de oppositie tegen het regeringsbeleid dan FvD. In tegenstelling tot FvD is de PVV politiek geïsoleerd sinds ook de VVD samenwerking uitsloot in 2017. Wilders heeft in tegenstelling tot Baudet geen drijfveer om  zijn harde oppositierol te matigen vanwege perspectieven op een toekomstige coalitie.

Populisten zouden electoraal vooral succesvol zijn in crisistijd volgens de gangbare wetenschap, maar vooralsnog heeft de Covid-19 pandemie in veel landen het tegenovergestelde effect gehad. In Nederland nam de electorale steun voor de populistische partijen af ten tijde van het hoogtepunt van de crisis in maart en april. Dat zegt niet zoveel. De PVV krabbelt inmiddels weer wat op. Bovendien heeft de vorige financiële crisis van 2008 geleerd dat populisten vooral geprofiteerd hebben in die landen die economisch het hardst getroffen werden.  Het is moeilijk te overzien hoe hard deze crisis in Nederland en elders uit gaat pakken. Het is heel goed mogelijk dat ook deze crisis op de langere duur electoraal profijt voor de populistische partijen zal opleveren.